Staat van Utrecht 2010
arbeid - aandeel hoogopgeleiden
Indicator | aandeel hoogopgeleiden | |
Profit | arbeid | |
Eis | Het opleidingsniveau van de beroepsbevolking stijgt. | |
Kleurcode | yellow | |
Omschrijving indicator | ||
Deze indicator geeft aan hoe groot het aandeel hoogopgeleide mensen in de totale beroepsbevolking is. Hierbij worden alleen personen met een afgeronde HBO of WO opleiding behorend tot de beroepsbevolking meegenomen. | ||
Relatie eis | ||
Een stijging van het opleidingsniveau van de (beroeps)bevolking is een belangrijke maatschappelijke ontwikkeling. Het aandeel hoogopgeleide mensen in de beroepsbevolking geeft als het ware aan hoe kennisintensief in de regio aanwezige productiefactor arbeid is. Een hoog opgeleide beroepsbevolking heeft als voordeel dat de factor arbeid in een regio beter in staat zal zijn aan de steeds hogere eisen van de werkgevers te voldoen in vergelijking met regio’s met een laag geschoolde beroepsbevolking. Kennisintensieve arbeid levert in het algemeen een hogere arbeidsproductiviteit op. | ||
Eenheid | percentage | |
(Des)aggregatie | Provincie | |
Weging | 20 | |
Richting | + | |
Norm Rood | < 30% | |
Norm Oranje | 30% - 35% | |
Norm Groen | 35% - 40% | |
Norm Goud | > 40% | |
Data bronnen | CBS, 2009 | |
Waarde | 42.1 | |
Benchmark | ||
CBS, 2009 Utrecht: 42,10%, Noord-Holland: 39,25%, Zuid-Holland: 33,21%, Gelderland: 32,21%, Groningen: 32,17%, Noord-Brabant: 30,32%, Overijssel: 28,54%, Limburg: 27,84%, Flevoland: 27,27%, Friesland: 25,67%, Drenthe: 24,89%, Zeeland: 23,39% Utrecht 2001: 35,74% Utrecht 2006: 40,49% | ||